Voortekenen

Waar begint een tekening? Een vraag waar we soms al te makkelijk aan voorbij gaan, vooral omdat we in de regel worden geconfronteerd met een eindresultaat. De kunstenaar heeft gedaan, het werk mag getoond en de beschouwer kijkt en velt een oordeel. Tekeningen hebben een overrompelende directheid. Ze hebben gestalte gekregen door twee componenten: het materiaal om mee te tekenen en het materiaal dat de tekening draagt. In de praktijk komt dat meestal simpelweg neer op potlood en papier. Niets meer, niets minder dan de sobere techniek die sinds de uitvinding van het papier de behoefte om te vertellen, om iets te delen, heeft vastgelegd.

Ja maar, waar begint een tekening? Ook al weten we dat er geen eensluidend antwoord op die vraag bestaat, stellen we hem toch. Waarom? Misschien wel omdat we, bewust of onbewust, voelen dat we getuige zijn van een heel pure vorm van schepping. En bij schepping is er een ‘in den beginne’.

Dat ‘in den beginne’ niet voor elke kunstenaar hetzelfde is maakt het zoeken naar mogelijke antwoorden op de vraag niet minder boeiend. Wanneer we bereid zijn het idee los te laten dat een tekening slechts een eindresultaat is kunnen we gaan kijken naar de tekening als resultaat van een proces. Dat proces kent hele praktische kanten zoals het kiezen van het papier, het formaat en het tekenmateriaal. Dat lijkt voor de hand liggend maar wellicht is er nog een vroegere fase die we kunnen benoemen; de wil om te tekenen. De uiteindelijke vorm van een tekening, welke tekening dan ook, begint met het primaire verlangen of de noodzaak van de kunstenaar om te tekenen. De drijfveer op zich kent allerlei gradaties en kan uiteenlopen van een impuls tot met voorbedachten rade.

Wanneer we kijken naar beeldende kunst kunnen we geconfronteerd worden met een ander primair verlangen; de wil om te herkennen en te duiden. Zo zien we landschap, stilleven, abstractie of naakt. We willen zien wat het voorstelt of waartoe het behoort: verhaal, stijl, stroming of een ander begrip. Voor kunsthistorici/liefhebbers treedt vrijwel altijd de drang tot rubriceren in werking.
We willen thuisbrengen, benoemen waar het kunstwerk ons aan doet denken, waar het ‘thuishoort’. Daarmee lijkt het eigene ondergeschikt te raken aan dat wat overeenkomst deelt. Een tekening kan dan bijvoorbeeld lijken op een tekening van Rembrandt, Mondriaan of Picasso en kan kenmerken hebben van Barok, Impressionisme of De Stijl.

De tekeningen van Jolande Leeflang laten zich lastig schikken in dit verlangen.
Op het eerste gezicht lijkt het een heldere tweedeling in heel verschillende werelden: Zielekleedjes en Gedachtenspinsels. De technische overeenkomsten zijn groot, al zit er relatief veel verschil in de gekozen papiersoorten, maar de kleedjes lijken kleedjes en de spinsels spinsels. De behoefte van de kijker om te ordenen vindt weinig houvast. Er is slechts een dwaalspoor, onbewust gevlochten door de kunstenaar, dat wil aanklampen bij de figuratieve traditie.

De Zielekleedjes zouden zomaar naturalistische studies van weefsels kunnen zijn. Kleine vierkantige lapjes stof die minutieus zijn nagetekend op een ook weer vierkantig stukje papier. De onvolkomenheden zorgvuldig onderzocht en weergegeven in delicate stillevens.
De Gedachtenspinsels doen het meest denken aan fantasievoorstellingen die zorgvuldig en bewust gecomponeerd op het papier zijn gezet. Een wereld van vormen en tekens die uit een onbekende symbooltaal lijken voort te komen.

Het verhaal van Jolande leert dat we onze impuls om te benoemen beter kunnen opschorten. Hetgeen we associatief menen te herkennen kent een andere oorsprong die ons meeneemt naar het begin van het scheppingsproces.
De tekeningen komen niet voort uit een bestaand stukje textiel of en een gekoesterde droomwereld. Ze komen voort uit het loslaten van elke vorm van bedoeling, het spoor van het potlood laat een tekening ontstaan als weerslag van dat proces. Dat daar twee uiterlijk verschillende soorten werken uit zijn voortgekomen wil niet meer zeggen dan dat het innerlijke wezen van de kunstenaar haar gelaagdheid laat zien. Het kleedje is tot kleedje geworden omdat het eerste lijntje gevolgd werd door een tweede, een derde… Er was slechts het verlangen om ergens te beginnen en om ook weer op te houden. De ziel legde zich bloot in lijntjes op papier. (Als een weefsel tussen binnen- en buitenwereld.)
In de uitbundigheid van de Gedachtenspinsels ligt een andere emotie besloten.
Hier wordt de lijn gevierd, letterlijk en figuurlijk. Het potlood raakt het papier en alles wordt vloeibaar. Lijnen en vormen ontstaan zonder een vooropgezet verhaal al kunnen ze de aanzet vormen voor een vertelling.

Wanneer we de uniciteit van het werk erkennen kunnen we alsnog op zoek gaan naar zielsverwanten in de kunstgeschiedenis. Het verlangen om los te komen van de beperkingen van elke academische traditie en de diepte van de eigen ziel te verkennen is niet nieuw. Het heeft, hoe tegenstrijdig dat ook mag klinken, vorm gekregen in benamingen als sensitivisme en surrealistisch automatisme.
De weerslag ervan vinden we terug in sommige werken van Jessurun de Mesquita, Klee, Miró en Motherwell.

Het brengt ons terug bij de eerste vraag; waar begint de tekening? Zoals zo vaak is het beantwoorden van de vraag minder belangrijk dan het stellen. De vraag gaat vooraf aan het antwoord; het willen onderzoeken is een creatief proces, net als tekenen. Voordat de punt van het potlood van Jolande het papier raakt is er al iets. Misschien mogen we het voortekenen noemen.

Jaap Nijstad

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *